De uitvaart van 'het maatschappelijk draagvlak voor de kunst' en van
'Nederland als centrum van de wereld' had ik gemist. Maar het afscheid
van 'onze postkoloniale schuldgevoelens' kon ik niet missen. Daar
moest ik bij zijn. Dat deze serie uitvaarten door
Dries Verhoeven zijn bedacht werkte als een extra aansporing om deze vooral niet te missen. Zijn voorstelling
U bevindt zich hier (2007) maakte veel indruk op me.
Kunnen idealen sterven? Kan een geloof begraven worden? De linkse kerk is in een paar decennia door de slopershamer met de grond gelijk gemaakt. Solidariteit, mensenrechten, gelijke kansen voor iedereen, een rechtvaardige wereld; wat is er nog over van deze idealen? De voorstellingencyclus
de uitvaart gaat over het verscheiden van deze linkse kerk en lijkt vooral bedoeld om de uiteengeslagen kudde (oud)gelovigen van deze ooit zo bloeiende kerk een hart onder de riem te steken. Het is een ironische vorm van rouwverwerking. Ironie met een serieuze ondertoon.
Ik
kocht op verzoek van de rouwadvertentie een bos bloemen, -een bos rozen
maar liefst want de postkoloniale schuldgevoelens zijn me dierbaar-, en
ging in het zwart naar de Willibrordkerk. Er stond al een groepje
mensen te wachten tot we naar binnen mochten, de meesten in het zwart. Ik raakte in gesprek met een vrouw
van rond de 60, met het verdrietige gezicht van een mopshondje. Haar vader had in een Jappenkamp gezeten, vertelde ze me
nadat ik haar verteld had over het Indië-veteranenverleden van mijn vader. We hadden het erover in
hoeverre postkoloniale schuldgevoelens heilzaam zijn. Ik vertelde dat ik
er nogal aan hechtte omdat het iets lekkers heeft, het zwelgen in
schuldgevoel. Verder is dat schuldgevoel omdat het zo verantwoord is,
verbonden met een gevoel van morele superioriteit. Ook lekker. Dubbel genieten dus.
Maar omdat ik écht genot wil en niet de geperverteerde vorm daarvan, zelfkastijding, mag dat gecultiveerde schuldgevoel wat mij betreft begraven worden.
Het lijkt me beter om te kijken naar wat er nu mis gaat dan te blijven
hangen in het verleden. Hoewel enig historisch besef geen kwaad kan. Maar me
schuldig over het koloniale verleden van Nederland
voelen? Alhoewel, zijn we met het begraven van de postkoloniale schuldgevoelens niet ook
tegelijk ons geweten aan het begraven? Ons historisch besef?
Dit soort
vragen komen op tijdens de uitvaartmis. De postkoloniale schuldgevoelens
worden als een overleden persoon herdacht. De postkoloniale
schuldgevoelens worden met wijwater besprenkeld en bewierookt. De mis is
een parodie op een katholieke mis. Wij, de kerkgangers, worden geacht
mee te zingen en mee te mummelen op teksten uit een liturgie. Ik besluit
om met de gemeente mee te doen, om eens te zien wat de uitwerking is.
Dat geeft ongemakkelijke momenten. Ik hoor mezelf het volgende gebed
uitspreken:
Eer aan het Hollands welvaren
en vrede op aarde aan de mensen die haar dragen
Wij loven U, wij prijzen en aanbidden U,
Wij verheerlijken U en zeggen U
dank voor ons welzijn.
Hollandse handel, hemelse Koning, almachtige Vader,
En aan uw zoon, de pragmatische blik
Gij die wegneemt ons paternalisme, ontfermt u over ons;
Gij die wegneemt onze goede bedoelingen, aanvaard ons gebed;
Want Gij alleen zijt de Heilige.
Gij alleen de Heer.
Gij alleen de allerhoogste.
Met de Hollandse handelsgeest in de heerlijkheid.
Amen.
Halverwege
dit gebed krijg ik de woorden niet meer uit mijn strot en ik zie tot mijn
ontzetting hoe de grote meerderheid van de 'kerkgangers' deze tekst
ogenschijnlijk zonder enige sporen van gewetensnood voor zich opdreunt.
Zo werkt dat dus. Zet de mensen in kerkbanken met een tekstvel voor hun neus en
weg is het vermogen tot kritisch denken. Of zijn we zo cynisch geworden dat we hier de humor van inzien?
De
uitvaartmis is een verwarrende mis, want behalve het nieuwe credo van
het marktdenken, Balkenende's VOC-mentaliteit, is er ook het oude credo,
het geloof in het links-geëngageerde schuldgevoel:
Ik geloof in onze schuld, de almachtige schepper van liefdadigheid,
Ik geloof in de misdaad van de 17e eeuw,
Mij bedroeft de winst op koffie,
op chocolade en tabak.
.....
Tijdens de dienst kijk ik om me heen en ik bedenk dat deze prachtige kerk voor mij een museum is, met prachtige kunstvoorwerpen. Ik ben een buitenstaander, een ongelovige. Deze mis, valt me in, is een
postchristelijke
mis, een mis voor ongelovigen die alleen nog door middel van ironie
zich kunnen overgeven aan het collectieve ritueel van een mis. Ik voel daarover een lichte spijt .
Het
heeft iets van een Droste-effect, deze toneelmis: een geloofsartikel van de linkse kerk
wordt in een katholieke kerk, in een parodie op een mis, uitgeleide
gedaan. Het is ook een paradox: volgens mij begraven we het postkoloniale schuldgevoel
juist omdat we er nog steeds in geloven. Dat is de paradox van deze mis: het postkoloniale schuldgevoel is dood, leve het postkoloniale schuldgevoel!
De mis is een eigenaardige mix van oprecht postkoloniaal berouw en hypocriete vergoeilijking van dat koloniale verleden. De dominee haalt de Profeet Habakuk van stal die spreekt over de Babyloniërs die het Joodse volk ontvoerden. Vroeger bestond dat dus ook al, imperialisme en uitbuiting. Hadden de Babyloniërs later hun misdaden met ontwikkelingshulp afbetaald? Dan waren wij nog niet eens zo slecht.
Noraly Beijer (als nabije familie van het koloniale schuldgevoel) geeft acte de presence met een mooie voordracht van een monoloog uit de Hamlet. De oom van Hamlet, inmiddels koning van Denemarken, heeft berouw van de moord op zijn broer, de rechtmatige koning. Maar, zo zegt hij, hoe is er vergeving mogelijk voor deze misdaad als ik blijft vasthouden aan de vruchten ervan? Die mogen wij, het rijke westen in onze zak steken. Noraly Beijer... hoe lang is dat al geleden! En in wat voor ander Nederland was zij nieuwslezeres...
We staan voor de kist, nadat deze naar zijn rustplaats is gebracht. Er wordt zand op de kist gegooid. Een groep Surinaamse mannen en vrouwen zingt liederen. Omdat ik de taal niet versta en de liederen niet mee kan zingen voel ik me buitengesloten. Voor
jullie was het anders,
denk ik. Jullie waren slachtoffers. Het is een primitief mechanisme, identificatie. Ik voel me plotseling als een NSB-er die niet mee mag doen met de dodenherdenking; een ongemakkelijk gevoel.
Na afloop van de uitvaart is er koffie met cake. Ik condoleer een studieus uitziend meisje en vraag hoe het met haar
postkoloniale schuldgevoel zit. Dat blijkt ze niet te hebben. Wel een
ander schuldgevoel want ze is Duitse. Ze studeert musicologie, haar
afstudeeronderwerp is Taiwanese indie-pop. We hebben het over de Duitse
Vergangenheitsbewältigung en het gebrek aan historisch besef in
Nederland. Ik vertel haar over het Nederlands Scheepvaartmuseum waar ik tot 2005 werkte en waar in die tijd met
veel trots de VOC-geschiedenis werd tentoongesteld en waar op maar een paar
panelen ergens achteraf in een nisje de West-Indische compagnie, de slavenhandel aan bod kwam. Ik haal de zwarte piet-discussie aan als voorbeeld van de Nederlandse onwil om kritisch naar zijn eigen cultuur te kijken. Ze vertelt me dat ze heel verbaasd was over het nationalisme dat de Nederlander ongegeneerd tentoonspreidt tijdens Koninginnedag, -ondenkbaar in Duitsland- en dat ze, toen ze net in
Nederland gekomen was, de film 'Alles is liefde' zag en geschokt was
over de Sinterklaassc
ène in de film waarbij de Sint voor de grap zegt dat de zwarte
pieten onze slaven zijn. In de film vindt iedereen dat een toffe grap. Ik heb de film ook gezien maar kan me deze grap niet herinneren. Kennelijk verdrongen. In Duitsland wordt Nederland onder studenten nog altijd als een open en tolerant land aangeprezen.
We zijn als enigen overgebleven in de zaal. Met veel kabaal worden de koffiekopjes in kratten gegooid.
We gaan naar een kroeg waar we tussen de brallende studenten ons aan elkaar verstaanbaar proberen te maken.
We voelen ons twee buitenaardse wezens. Op een gegeven moment gaan we
naar buiten en nemen als verre familie afscheid: tot de volgende uitvaart.