dinsdag 13 mei 2014

Surreële werelden

Het moest er dan afgelopen zondag toch van komen, het bekijken van de tentoonstelling over surrealisme in het Centraal museum. Eerst was ik al in een verkeerde zaal terechtgekomen. Met prachtige oude schilderijen, dus zo verkeerd was het daar ook weer niet. Jan van Scorel wist me te betoveren met een uitzicht op Jeruzalem. Daarboven hing een magnifiek altaarstuk met een Christus aan het kruis, van een onbekende meester. Op een ander schilderij hief een verwekelijkte Bacchus met wazige ogen het wijnglas. Vooral de helderheid van de kleuren trof me bij deze eeuwenoude schilderijen.
Maar ik zou het hebben over de tentoonstelling. Om daar te komen moest ik eerst de trap naar de kelder nemen. Een tentoonstelling over Surrealisme in de kelder: dat klinkt niet onlogisch. Na de gardarobe moest ik een gang door waar ik mensen een zijdeur uit zag lopen. Ik besloot tegen de stroom in naar binnen te gaan. In het zaaltje was nog een handjevol jonge vrouwen. Een podium met drie stoelen, een tafel met een karaf water en drie glazen, daarvoor een paar microfoons. Ik nam verwachtingsvol plaats in een lege rij. Achter me zat een vrouw van een jaar of dertig. Is de voorstelling afgelopen vroeg ik haar. Nee, het was de pauze. Van een lezing over moeder en kind. 'Dan ben ik op de verkeerde planeet'. 'Maar het is ook interessant voor mannen', zei de vrouw met een glimlach. Ik heb geen kinderwens, wilde ik zeggen, maar hield dat voor me. Hoewel het niet zonder surrealisme was geweest als ik inplaats van de expositie hier zou eindigen, naast een mooie vrouw met een kinderwens, ging ik snel naar buiten.

De tentoonstelling. Een globale indruk: mooie balans tussen entertainment en educatie. Nu leent het surrealisme zich erg goed voor 'beleving'. Je zou kunnen zeggen dat het een van de eerste kunstvormen is die 'de beleving'  uitbuiten, het filter van de traditie overboord hebben gegooid en niet meer uitgaan van een analyserende, interpreterende manier van kunstbeschouwen. Maar het surrealisme is inmiddels ook een traditie, zo blijkt uit de expositie, en dus zijn hierin de conventies en clichees niet van de lucht. 

Er is gekozen voor verschillende kamertjes ingericht op verschillende thema's: 1. borsten, billen 2. haar 3. handen en voeten. Enzovoorts. De oude surrealisten staan hier langs hun jonge hedendaagse geestverwanten opgesteld. Dat werkt goed. Het laat ook zien hoe weinig er is veranderd met de jaren. Het principe van het surrealisme, de ontmoeting van de paraplu en de naaimachine op de operatietafel, dat is onveranderd gebleven ondanks alle ontwikkelingen in techniek en media. En dat principe, twee of meerdere voorwerpen uit verschillende werkelijkheden met elkaar combineren, dat is al snel een truuk. Er moet sprake zijn van een gelukkig toeval, een geheimzinnige chemie tussen de fragmenten, en dat is van meer afhankelijk dan alleen willekeur. Het is meer dan een ars combinatoria.

De kamertjes zorgen voor een intieme sfeer die goed past bij deze kunst. Het lijken een soort kabinetten met rariteiten en/of erotica. In de kamer 'borsten en billen' hing er een sfeer tussen  gêne en opwinding. Niemand zei een woord. Men ontweek elkaars blik. Een jong stel voor me bekeek gefascineerd het erotische glaswerk van .......

Een opmerking terzijde: wat me bij de oude surrealisten opvalt (dus de werken vanaf de jaren '30 tm de jaren '60) is dat veel van de tentoongestelde objecten een stoffige sfeer ademen. Alsof ze rechtstreeks van oma's zolder komen. De schok van het nieuwe ontbreekt volledig, wat overblijft is vergankelijkheid. Dat komt ook door de materialen waarvan de objecten gemaakt zijn: karton, ijzerdraad, hardboard, gewone gebruiksvoorwerpen. De surrealisten waren (met de dada-isten) de eersten die kunst maakten die duidelijk niet voor de eeuwigheid bestemd was. Maar de materialen zijn ook, afgezien van de tand des tijds, zichtbaar 'vintage', zichtbaar afkomstig uit een ander tijdperk. Alleen een paar objecten van Man Ray vond ik tijdloos: zijn wand-object en zijn glas-in-lood hommage aan Markies de Sade. En een object van Duchamp: een van de Roto-reliefs die hij gebruikte in zijn korte film 'Anemic cinema', helaas roteerde het object niet en miste het daardoor de illusiore dieptewerking die het in de film laat zien.

Er was naast de kamertjes met de passief te bekijken werken ook een interactief gedeelte. Er was een kamer met een installatie waarin je je kon overgeven aan je linker (of is het rechter) hersenhelft in elk geval de helft waarin je intuitie zetelt. Die installatie vond ik interessant. Het is een interactieve film die reageert op signalen van een op je voorhoofd gezette clip die je hersengolven meet. De film op zichzelf is al een surrealistisch kunstwerk, een bizarre trip waarin je een Magritte-achtige figuur met hoed door een wereld ziet lopen die steeds verder desintegreert. De installatie is in feite een soort brain machine. Door te focussen schakelt de film terug naar een eerder, minder wild stadium. Hoe meer je 'ontfocust', hoe sneller je in de maalstroom meegaat. Ik kan me zo voorstellen dat dit een vorm is die steeds meer zal worden toegepast, niet alleen in kunst. Dit soort feedback-machines zullen steeds beter in staat zijn met onze breinen verbindingen te leggen en op zo'n manier zouden we steeds letterlijker in staat zijn om onze droomwereld binnen te stappen. En het is niet alleen de vertaling van het brein naar de machine. Het is ook de directheid waarmee de machine op ons inwerkt: de interface machine-mens. Stel je alleen al voor wat de impact van zo'n film zou zijn als je deze in 3D met een oculus rift zou bekijken! De catastrofist John Gray heeft het in zijn boek Strohonden over sjamanistische technologie. De computers zijn de peyote van de toekomst. Deze installatie vond ik de meest interessante hedendaagse bijdrage van de tentoonstelling.

Een andere ontdekking was de installatie Vader en zoon van Alain Teister. Het is alsof je een aftandse kermisattractie binnenstapt. Je staat voor een bed tussen drie beschilderde wanden. Het eerste wat je ziet is het voeteneinde van het bed: een plank met een geschilderde schietschijf, in giftige kleuren. Schreeuwende letters: 3 schoten voor 50 cent. Het bed is een horizontale beschilderde plank voorzien van ziekenhuisbedpoten. De beschilderde plank laat een vormeloze massa onder de dekens zien, een stervende kwal. Achter het bed lijkt een geestverschijning op te doemen, een witte figuur in een lege straat waarboven een helikopter wegvliegt. Links is een schilderijtje op de wand geschilderd: een bisschop met een jongetje op schoot. Het voert tever om alles op te sommen, dit is een impressie. De wat naïeve schilderstijl maakt het trieste sterfbed nog schrijnender. De goedkope kleuren in combinatie met die naïeve stijl doen denken aan reclames uit de jaren '30. Het heeft iets Kienholziaans die ellende waaraan je je als toeschouwer vergaapt. Maar er zit iets teers in deze installatie, iets dat bij Kienholz ontbreekt, een mengeling van sentimenten die heel Nederlands is. Kinderdromen (de helicoper die wegvliegt) en een benauwende katholieke jaren '50 sfeer, de goedkope kermis-schiettent-sfeer; een soort trieste lulligheid. Die doet denken aan de avonden (het boek) en de films van Warmerdam. Ik vond het heel roerend.



Geen opmerkingen:

Een reactie posten